Krachtwerk: Interview Vooruit

Met Jurgen Vanlerberghe & Melissa Depraetere 

Stelling 1: Het aan de slag krijgen van langdurig werklozen en niet-beroepsactieven is een van de grote uitdagingen op de arbeidsmarkt en moet structureel aangepakt worden.  

Depraetere: Ja, inderdaad, er zijn toch een hele hoop mensen die moeilijk te activeren vallen. En zeker wanneer ze in langdurige situaties terechtkomen, langdurig zieken, langdurig werklozen. Daar zien we gewoon heel duidelijk dat vanaf dat iemand meerdere maanden werkloos is, tot twee jaar, dat je ze niet meer geactiveerd krijgt. Of toch heel moeilijk. Vandaag bestaan daar zogezegd oplossingen voor. We hebben zelf ooit, 20 jaar geleden, toen ook met Frank Vandenbroucke een wet ingevoerd om mensen te schrappen van de werkloosheidsuitkering. Alleen doorheen de jaren zijn die bevoegdheden heel veel gesplitst geraakt, heel veel gewijzigd.  

De VDAB moet in het activeringsbeleid voorzien. Alleen worden er heel weinig sancties opgelegd en zien we dat heel dit systeem gewoon niet werkt. De vraag is, wat doe je dan?  

​​We hebben een nieuw voorstel gedaan waarbij we veel sneller, veel actiever werklozen willen activeren. Dus vanaf dag één, door veel meer te kijken naar wat die persoon wel  kan doen, waartoe kunnen we ze mee opleiden, wat kunnen we voorzien richting de arbeidsmarkt? Zorg voor een tsunami aan kansen. Want dat gebeurt vandaag ook heel weinig. Mensen worden veel te weinig actief gecontacteerd. Op het eind van de rit, na twee jaar, bied je een basisbaan aan. ​Een volwaardige job met een volwaardig inkomen en sociale bescherming die ze moeten aanvaarden. ​​ 

​​Interviewer: Wat indien er negatief wordt gereageerd op de basisbaan?  

Depraetere:  Dan is er natuurlijk ook een sanctie aan gekoppeld maar dat is echt wel de allerlaatste stap. Voor ons is de bedoeling om heel veel in te zetten op die eerdere stappen zodanig dat mensen worden geactiveerd. Maar als er uiteindelijk iemand is die echt gewoon keihard weigert om dat te doen, dan staat daar wel een sanctie tegenover. En dan kom je terug in het verhaal van die werkloosheidsuitkering en wat daarmee gebeurt. 

Daarnaast gaan we ook meer moeten inzetten op discriminatie op de arbeidsmarkt. Dat ook een reëel probleem. Er zijn veel mensen met een migratieachtergrond die nog moeilijk toegang vinden op de arbeidsmarkt. Dus ook daar gaan we wat aan moeten doen. ​Met praktijktesten. Dat werkt. ​ 

Stelling 2: Een manier om de krapte op te lossen is d.m.v. arbeidsmobiliteit vanuit andere provincies, gewesten of EU landen en ten slotte van buiten de EU. 

Depraetere:  Dat zal nodig zijn, maar ik denk dat we al eerst moeten starten met wat we nu voorstellen, de basisbaan, om te zorgen dat mensen die hier in West-Vlaanderen, in de buurt, die nu niet aan het werk zijn aan het werk te krijgen. Dat maakt al een heel aantal problemen gemakkelijker. Maar zelfs met die groep gaat dat waarschijnlijk te weinig zijn en zal er moeten worden gekeken naar andere manieren. 

Je komt dan al snel uit op arbeidsmobiliteit tussen gewesten. Wetgevend kan het een en ander gedaan worden om dat makkelijker te maken. Wij hebben ons daar altijd heel open in opgesteld omdat die uitdaging er effectief is. Maar als je kijkt naar de arbeidsmigratie vanuit het buitenland wordt de discussie een stuk moeilijker. Ons migratiebeleid loopt momenteel vierkant. We hebben een enorme toestroom gekregen, de grootste in Europa. Maar het resultaat richting de arbeidsmarkt is veel te beperkt. Er zijn veel te trage procedures om die mensen ook effectief in te schakelen. Het duurt soms vier, vijf, zes jaar tegen dat ze effectief weten of ze hier kunnen blijven.  

Ten eerste stellen we voor om, op het moment dat zij hier in procedure zitten, dat zij ook kunnen werken in een legaal systeem. Werken doen ze het vaak ook, maar in een illegaal systeem. En dan komen ze snel bij uitbuiters terecht, terwijl ondernemers die echt wel zitten te wachten op het volk, krijgen die mensen helemaal niet toegestroomd.  

Zorgen dat die procedures veel korter worden, is het tweede. Eigenlijk zou je binnen het jaar moeten weten of je hier wel of niet kan blijven. Kan je hier wel blijven, dan kan je nog makkelijker naar de arbeidsmarkt. Kan je hier niet blijven, dan moet je ook gewoon plaatsmaken voor andere mensen die hier misschien wel kunnen verblijven.  

Dat zijn al twee zaken waar er meer moet worden op ingezet, maar dan blijft wel nog de vaststelling dat je voor bepaalde sectoren en bepaalde beroepen nog altijd een probleem zal hebben, zelfs als je al die mensen activeert. De knelpuntberoepen. Er is er één die we van heel dichtbij opvolgen, de zorg. We hebben de minister van Volksgezondheid. Er zijn zo al heel wat maatregelen genomen om meer mensen in de zorg te krijgen. De vaststelling blijft wel dat zonder arbeidsmigratie het wel heel moeilijk wordt. We gaan misschien ook wel veel gerichter in bepaalde landen mensen moeten beginnen opleiden. Vandaag zijn er geen, of veel te weinig samenwerkingsakkoorden om mensen op te leiden in een land, en ze dan ook echt gericht in functie van die knelpuntberoepen naar ons land te brengen.  

Vanlerberghe: Wat dat laatste element betreft, onze economie, onze zorg heeft nood heeft aan die handen. Als we die effectief in het buitenland gaan rekruteren, dan hoop ik dat er tussen politiek en bedrijfsleven ook wel de idee van een gedeelde verantwoordelijkheid kan ontstaan. Want we gaan ook het gesprek moeten voeren over waar die mensen gaan wonen? Het is niet dat we hele wijken woningen hebben leegstaan. Waar gaan we die mensen Nederlands laten leren? Het lukt nu al niet om een leraar voor elke klas te hebben. 

En dus hoop ik van ganser harte dat het bedrijfsleven op het einde van de werkdag niet zegt:  ‘samenleving, lokale bestuurden, Vlaamse regering, Vlaamse overheid, trek er uw plan mee’. Maar dat het bedrijfsleven mee verantwoordelijkheid neemt voor een goede integratie. En tezelfdertijd aan de samenleving duidelijk maakt dat we die mensen nodig hebben en dat ze hier welkom zijn. 

Stelling 3: Het Vlaams Reservepakket moet aangewend worden om extra ruimte  te creëren voor ondernemingen. 

Vanlerberghe: Het is een heel complex dossier dat zich tegen een sterk evolutieve achtergrond afspeelt. Om het woord bouwshift maar ineens op tafel te gooien. Die bouwshift, daar staan we wel achter. 

Finaal hebben we, denk ik, allemaal de betrachting, om voor de mens een gezonde leefomgeving te creeëren. Dat vereist nu eenmaal propere lucht, proper water, gezonde bodems. Dat staat niet los van de economie. Helaas stellen we toch wel vast dat we ook in West-Vlaanderen de grenzen van onze milieugebruiksruimte, onze ‘planetary boundaries’ aan het bereiken zijn. We moeten alles nog veel meer op een duurzame manier gaan aanpakken.  

Is er nood aan bijkomende ruimte voor bedrijven? Ik denk het wel. De studie van 2017 toonde een tekort van 430 hectare aan. De zoektocht in de regio Waregem toont tezelfdertijd aan dat de mogelijke zoekzones heel beperkt zijn. We  gaan er dus heel erg verstandig mee moeten omgaan.  

We gaan nog veel meer de transitie van bestaande bedrijventerreinen moeten durven oppakken. Dan gaan we wel van een aantal vaste kaders moeten durven loskomen. Terreinen kopen op de groei lijkt me een moeilijke te worden. En de discussie over het activeren van onderbenutte gronden op bestaande bedrijventerreinen gaan we ook anders moeten aanpakken. Naar mijn aanvoelen laten we dit debat nog veel te veel onaangeroerd, en spreken we te veel over het aansnijden van nieuwe terreinen.  

Maar akkoord, finaal zal het antwoord op de vraag of er extra ruimte moet gezocht worden, altijd ja zijn. We moeten ook een ijzeren voorraad durven aanleggen, met een tijdshorizon van minstens tien jaar. Daar willen we zeker op inzetten. Het is inderdaad schrijnend dat een ondernemer die finaal met een ruimtebehoefte zit waarvan iedereen erkent dat ze terecht is, nu vaak het antwoord krijgt:  ‘kom binnen vijf jaar eens terug’. Dat moet echt anders. 

Ik denk tenslotte dat we de discussie over ruimte niet los kunnen zien van die over de krapte op de arbeidsmarkt en de door werkgevers gevraagde arbeidsmigratie. Want, om het wat provocerend te stellen, het is wellicht niet de bedoeling dat er op die nieuwe gronden enkel bedrijven komen waar niemand zal in werken? Aan wie we bij de uitgifte van het terrein moeten vragen dat ze nul groei van de werkgelegenheid kunnen garanderen? 

Stelling 4: Vergunningen moeten sneller verleend kunnen worden, bijvoorbeeld door beroepsprocedures te beperken tot actoren die in het openbaar onderzoek hun bezwaar publiek maakten om zo de rechtszekerheid te verhogen. 

Vanlerberghe: Absoluut niet akkoord. Wij zijn zelfs heel blij dat die maatregel werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Het was ook een fundamenteel ondemocratische maatregel. Ik  zal straks ook uitleggen waarom. Maar eerst wil ik wat dieper ingaan op de vergunningsverlening. 

Bedrijven die vergunningen aanvragen, zeker bij grote complexe vergunningen, zouden veel meer aandacht moeten besteden aan de voorkant van hun vergunning, nog voor de start van de procedure dus. Nu gebeurt het al te vaak dat omwonenden van een complex dossier er voor de eerst van te horen krijgen als de gele affiche uithangt. Aanvragers bereiden veel te vaak hun vergunningsaanvraag in stilte voor en zijn als de dood om er veel over te communiceren.. Terwijl open en transparante communicatie bij het begin van het project veel problemen zou kunnen oplossen. Dat staat zelfs los van wettelijke procedures. Maar het zou later in het project heel wat advocatenkosten en procedures helpen vermijden.  

Zoals gezegd vinden wij het beperken van beroepsmogelijkheden fundamenteel ondemocratisch. Dan zadel je individuele burgers, collega’s ondernemers, het betrokken publiek, op met een gigantisch informatiedeficit. Immers, het openbaar onderzoek start terzelfder tijd met de adviesperiode. Die adviesperiode die loopt wel enkele weken langer dan het openbaar onderzoek. Het gebeurt best wel veel dat dossiers zelfs grondig worden bijgestuurd op basis van verleende adviezen. Vaak zonder nieuw openbaar onderzoek. Als je dan zegt dat er enkel geprocedeerd kan worden nadat je ook bezwaren hebt geuit tijdens het openbaar onderzoek dan zit je met het probleem dat je tijdens het openbaar onderzoek niet weet wat de adviezen zijn. Hoe moet je daar dan een goed beeld vormen van dat dossier? Dat gaat gewoon niet.  

Wat wel moet gebeuren is de kwaliteit van het dossier verzekeren. Niet alleen de informatie vooraf, maar ook de kwaliteit van het dossier. Het is een kwestie van kwaliteit bij studiebureaus en een kwestie van kwaliteit bij de overheid. De Vlaamse instantie moeten advies geven maar wat blijkt? In 70-80% van de gevallen geven deze instanties gewoon geen advies.  

Stelling 5: Bedrijvigheid moet waar mogelijk verweven worden in kernen. Het invoeren van regelluwe zones, waar verwevingsexperimenten mogelijk zijn, is hier een eerste vereiste.  

Vanlerberghe: Van het regelluwe ben ik wat minder overtuigd. Het is een negatief beladen term, de éne gaat de wet niet moeten volgen, ze gaan meer mogen dan een ander. En waarom zou dat eigenlijk moeten? We hebben absoluut nood aan verweven activiteiten. Niet alles hoeft weggestopt te worden op een bedrijventerrein. Onder een aantal voorwaarden is verweven  zelfs positief.  Het zou dan ook goed zou zijn mocht er wat zorgzamer omgegaan worden met oude industriële sites in steden. Zodat een een oude loods een nieuwe bestemming kan krijgen als werkplaats voor een schrijnwerker. Dat soort loodsen gaan er momenteel te gemakkelijk van tussenuit. Omdat ze in woongebied liggen. Niet omdat verweving ruimtelijk niet verantwoord zou zijn. Maar omdat het lucratiever is voor projectontwikkelaars om appartementen of woningen te bouwen. Daar verdienen ze gewoon meer geld aan.  

We hebben in Vlaanderen ook amper projectontwikkelaars die bezig zijn met verwevenheid. Ofwel ontwikkelen ze industrieterreinen, ofwel bouwen ze appartementen. Indien een ontwikkelaar van appartementen zo’n oude site koopt zal er geen bedrijvigheid komen. Het brengt hen minder op, maar ze zijn er helemaal niet in thuis. Lokale besturen moeten daar waakzamer over zijn. Daarom niet onmiddellijk met zware stedenbouwkundige voorschriften. Grotere steden en gemeenten kunnen misschien zelf een aantal locaties in portefeuille nemen. 

Stelling 6: Bedrijven zijn volop bezig met de overschakeling op emissievrije (bedrijfs)wagens. (West)Vlaanderen is voldoende voorbereid om deze nieuwe voertuigen op te vangen met gepaste laadinfrastructuur. 

Vanlerberghe: We lopen eigenlijk voorop wat laadinfrastructuur betreft. Tegen 2025 wil men in Vlaanderen 35.000 publieke laadpunten hebben. Dat is 1 laadpunt per 10 elektrische wagens. Daar liggen we momenteel voor op schema. Er zijn wel een aantal kanttekeningen bij te plaatsen in de geografische spreiding. Al zijn we ook in West-Vlaanderen echt wel een inhaalbeweging aan het maken. En ja, het klopt inderdaad dat in meer afgelegen dorpen nog geen laadinfrastructuur aanwezig is. Het paal-volgt-wagensysteem zal dat sowieso wel remediëren. Men gaat er toch wel van uit dat men het tempo zal kunnen blijven volgen. Het zal ook nodig zijn, want als je naar die cijfers kijkt, eind 2023 werd de 100.000ste volledig elektrische wagen ingeschreven in Vlaanderen. Men verwacht dat dat er tegen 2027 een miljoen zullen zijn. 

Wat ons bij een veel grotere uitdaging brengt: het versterken van het elektriciteitsnet.. We moeten niet enkel overschakelen naar elektrische wagen, ook de energietransitie van heel wat industriële processen is een trending topic. Om nog maar te zwijgen van de verduurzaming van het woningpatrimonium, met hopelijk, straks allemaal een warmtepomp.  

Fluvius raamt de kosten van netverzwaring op 4 miljard euro. Laat ons dat vooral doen. En laat ons vanuit de politiek ook stoppen met mensen wijs te maken dat het ook zonder elektrificatie wel zal lukken. Politici zouden een voortrekkersrol moeten opnemen in het overtuigen van de publieke opinie dat er echt geen alternatief is. Helaas maken we in het Ventilus geen al te beste beurt. Terwijl dat voor de West-Vlaamse economie echt wel een cruciaal dossier is. 

In meer algemene termen is er met elektrische wagens trouwens iets eigenaardigs aan de gang. Ik sta vaak verwonderd te kijken hoe mensen die op andere vlakken technologie omarmen en technologie zelfs als oplossing zien voor elk mogelijk probleem, extreem argwanend tegenover elektrische voertuigen staan. Zou het kunnen dat nog niet iedereen overtuigd is van de ernst van de klimaatuitdagingen? 

We hebben trouwens nog een ander mobiliteitsprobleem, namelijk dat we heel vaak stilstaan. En of we nu stilstaan in een elektrische wagen of in een door fossiele motor aangedreven wagen, maakt eigenlijk niet zo heel veel verschil uit. We moeten dus ook wel investeren in de ‘modal shift’ in het personenvervoer. Daarom zet onze partij hoog in  op het versterken van het openbaar vervoer. Bus, tram, trein. Maar evengoed op het voorzien van voldoende veilige fietsvoorzieningen, zodat dat mensen die uit de wagen willen stappen dat ook effectief doen.  

Stelling 7: De logistieke stromen moeten vergroenen. Vrachtwagens bijvoorbeeld zullen andere elektrische noden kennen en vragen dus andere oplossingen. Vracht- en bestelwagens op waterstof zijn hier de oplossing. 

Vanlerberghe:  Ik zie dat Volvo, Scania en nog een aantal andere grote vrachtwagenfabrikanten afstappen van waterstof, behalve voor een aantal heel extreme toestanden, en dat men verwacht dat trucks tegen het einde van dit decennium perfect tegen de 800km kunnen doen. We moeten dus , geen schrik hebben.  De bedrijven die daarop inzetten zijn voldoende snel aan het evolueren. En we zien dat de markt ook wel volgt. Dat heel wat transporteurs ook wel beginnen over te schakelen. Het blijft natuurlijk best wel een dure investering. Maar goed, de tendens is toch wel heel erg duidelijk ingezet. Waterstof als brandstof voor vrachtwagens daarentegen is geen goed idee. 

Stelling 8: Onze binnenvaartinfrastructuur heeft nood aan investeringen  zoals de opwaardering van het Kanaal Roeselare-Leie en het omvormen van het Kanaal Bossuit-Kortrijk tot een volwaardige bypass tussen Leie en Schelde. 

Vanlerberghe: Voor het kanaal Roeselare-Leie spelen er twee dingen. Op een aantal plaatsen staat het letterlijk op instorten. En dus is er dringend geld nodig voor werken aan de kaaimuren of oeverversterking. Dat is één.  

Daarnaast heb het verhaal van de opwaardering. Niet enkel van het kanaal Roeselare-Leie, ook van kanaal Bossuit – Kortrijk. Herwaarderen, zorgen dat het niet instort, de noodzakelijke werken aan de kaaimuren, of aan de oeversterking enerzijds. Op dit punt zijn we wat terughoudender.  

Men spreekt over verbreden van de vaargeul, verhogen van bruggen, de bouw van extra zwaaikomen en overslagcentra. Dan moet je ook de mobiliteit van en naar dat overslagcentrum goed georganiseerd krijgen. Wij denken dat meer aandacht mag besteed worden aan de maatschappelijke kostenbaten-analyse. Met oplossingen uit het verleden de problemen van de toekomst aanpakken, is volgens ons alvast niet meteen de meest doordachte strategie is. 

Als dergelijke grootschalige projecten geen duidelijke maatschappelijke baten opleveren, maar integendeel vooral zorgen voor meer hinder voor omwoners en een negatieve impact hebben op de leefomgeving, dan hoeven ze voor ons niet.  

Stelling 9: Een kernuitstap tegen 2025 (al dan niet met verlenging) is realistisch en kan opgevangen worden met meer hernieuwbare energie. 

Depraetere: We zijn niet getrouwd met de kernuitstap. We hebben er ons ook bij de start van de regering achtergesteld. Maar op het moment dat het toch wel duidelijk werd dat het ons dat in moeilijkheden zou kunnen brengen hebben we met Vooruit meteen gezegd dat voor ons twee zaken belangrijk zijn. Eén, de bevoorradingszekerheid. Het licht kan niet uitgaan, de gevolgen zullen enorm zijn. Twee, de factuur. De factuur is voor de mensen de laatste jaren bijzonder relevant geworden. En is het wel zo, door hun kerncentrales langer te laten meegaan, dat daar natuurlijk ook wel een factuur bij komt te kijken. Dit wordt nu wat genegeerd in het hele debat. Dus voor ons kunnen de kerncentrales langer blijven draaien, als dat op een veilige manier gebeurt en indien het de factuur niet de hoogte injaagt. Op korte termijn is de manier waarop het gebeurt eigenlijk minder relevant dan die twee punten.  

Op lange termijn zijn we er wel van overtuigd dat we naar veel meer hernieuwbare energie moeten gaan. Dat is altijd ons standpunt geweest. Vandaar dat de kernuitstap daar vaak bij kwam. De realiteit is gewoon dat er veel te weinig en veel te traag in is geïnvesteerd. We hadden nu al veel verder moeten staan. Maar de kernuitstap op zich, de factuur die daaraan gekoppeld zal zijn, zal ook niet min zijn. Niet voor ondernemingen, niet voor de consument.  

Stelling 10: Bedrijven moeten vlotter windmolens kunnen plaatsen door o.a. het decreet bestemmingsneutraliteit waardoor enkel de ruimtelijk kwetsbare gebieden, uitgesloten worden voor alle vormen van hernieuwbare energie. Zo kunnen ook kleinere investeringen, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen of voor Kmo’s, sneller vergund worden?  

Vanlerberghe: Op zich is bestemmingsneutraliteit zeker te verdedigen. Helaas is er op dat vlak niet zo heel veel gebeurt. Er werd enkel wat gemorreld aan de procedure door alle aanvragen door de minister te laten beslissen in eerste aanleg. Vanuit puur democratisch oogpunt weet ik niet of dat nu eigenlijk is wat we moesten doen. En of het zal leiden tot meer weerwindturbines is nog maar de vraag .Of zal de minister er integendeel meer weigeren in eerste aanleg? Het probleem was overigens niet dat ze in eerste aanleg geen vergunning kregen. Het probleem was vaak dat in tweede aanleg de vergunning werd geweigerd, of dat dan inderdaad bij een administratieve rechtscollege de vergunning werd vernietigd. Demir verleent niet zo gemakkelijk vergunningen. Nee, haar administratie was vaak het moeilijkst te overtuigen in concrete dossiers in West-Vlaanderen  

Kleine turbines zijn ondertussen wel maatschappelijk volledig ingeburgerd. Je ziet ze toch behoorlijk snel verschijnen. Vooral bij landbouwbedrijven in het buitengebied. Daar hebben we een nieuw provinciaal kader voor gemaakt. Waar de basishouding is, met uitzondering van ruimte kwetsbare gebieden, dat het kan. Er staan er ondertussen een 90-tal. Drie jaar geleden stonden er één of twee.  

Middelgrote, daar hebben we een beetje dezelfde filosofie waarbij we kijken of de komst van zo’n middelgrote windturbine op termijn de komst van een grote windturbine hindert? Want voor één grote windturbine heb je snel 50 van die middelgrote nodig. Of duizend van die kleintjes. 

We moeten al die windmolens overig niet enkel bouwen om het klimaat te redden maar ook, en misschien vooral, om onze economie hier te houden. Bedrijven, en zeker grote internationale bedrijven, willen groene energie gebruiken in hun productieproces. Binnenkort gaat de consument dat ook eisen. Als wij die groene energie niet kunnen bieden, dan gaan die bedrijven gewoon vertrekken.  

Stelling 11: Er moet op zijn minst gepraat worden over een aanpassing van de automatische loonindexering. 

Depraetere: Dan ook over de loonnormwet. Dat is ons standpunt. Wij zijn voor de automatische indexering, heel hard voor zelfs. We hebben het ooit zelf ingevoerd. We hebben het ook altijd fors verdedigd, omdat we er nogal in geloven dat het voor iedereen voordelig is. Voor de consument, de werknemer die op een veel snellere manier zijn koopkracht beschermd ziet. In andere landen gebeurt dat via onderhandelingen, maar daar zit een half jaar tot een jaar vertraging op. Bij ons is dat heel goed beschermd. En een betere koopkracht betekent ook meer consumeren en meer mogelijkheden voor bedrijven. Over de manier waarop dat index wordt toegekend, zijn wij wel bereid om te discussiëren. Aan het systeem van de index op zich gaan wij niet raken. Er is de voorbije periode ook geregeld een oproep geweest om een indexsprong door te voeren. Daar zijn wij ​tegen​. Uit alle studies bleek nu ook gewoon dat de koopkracht in ons land het beste is beschermd door de automatische indexering.  

Wat we wel hebben gedaan, op vraag van ondernemers in moeilijke tijden, is om iets extra te doen om die loonkost onder controle te houden. Ja, dan kunnen we dat wel zonder aan die index te raken. Er is uitstel en afstel van de RSZ-bijdragen. Dat gaat over een heel groot bedrag, een miljard euro. Daar hebben we met heel veel overtuiging ook het voortouw in genomen. Want het is ook onze minister geweest, Frank Vandenbroucke, die daar meteen iets op tafel heeft gelegd. En dat is net om die loonkosten voor de bedrijven en ondernemers binnen de perken te houden. Maar dit mag er niet komen door van de gewone werknemer iets af te nemen.  

Heb je vragen of aanvullingen over dit standpunt?

Laat het ons weten